Theoretische onderbouwing vervolg

Vanuit de theorie van het Socioschema met de MAS1P (zie paragraaf 1.2) wordt duidelijk dat mensen met autisme zich geheel kunnen ontwikkelen. Vanuit deze theorie gebruiken we niet de term autisme of ASS (waar stoornis in staat en bedoeld wordt), maar atypische ontwikkeling (ATO). Het atypische houdt in dat ze zich ontwikkelingstaken vroeger (Versneld-cognitief) of later (Vertraagd-sociaal-emotioneel) eigen kunnen maken dan we gewend zijn bij kinderen zonder autisme. Opvoeding op specifieke taken kan nodig zijn op een leeftijd dat het niet verwacht wordt. Dagelijkse sociale vaardigheden en sociale interactie zijn, op een leeftijd dat normaliter van jonge mensen verwacht wordt dat ze de stap naar zelfstandigheid maken, bij mensen met ASS / ATO nog niet altijd voldoende ontwikkeld. Dit terwijl het sociaal inzicht wel sterk ontwikkeld is. De – aan de ene kant – vertraagde ontwikkeling werkt de verlengde noodzaak van opvoeding, steun en hulp van ouders in de hand. Een belangrijke, zo niet doorslaggevende, reden om de familie te betrekken bij de stap naar zelfstandigheid. Bovendien kunnen relaties tussen jongeren en hun ouders, door een vaak moeizame jeugd, soms verre van optimaal zijn, maar ook heel hecht. Het herstel of het versterken van die relatie kan zelfstandigheid vergemakkelijken doordat de jongere weer een veilige basis krijgt om op terug te kunnen vallen. Zoals Delfos zegt: ‘Je kunt pas goed loskomen, als je goed vastgezeten hebt’. Bij ouders kunnen de wonden weer helen, die mogelijk zijn ontstaan door het gevoel hun eigen kind niet te kunnen opvoeden.

Dit project beoogt (jong)volwassen mensen met ATO / ASS de breedte van de noodzakelijke ontwikkeling te geven, met elkaar en met hun families, zodat het deelnemen aan de samenleving (weer) een natuurlijk verloop krijgt.

Autisme/Atypische ontwikkeling
Autisme is een indrukwekkend en vaak moeilijk te doorgronden fenomeen, omdat de  ontwikkeling atypisch verloopt. Hans Asperger (1938/1944) was de eerste die autisme beschreef en Leo Kanner (1943) de tweede en sindsdien wordt overal ter wereld onderzoek gedaan. Een belangrijke bevinding en mijlpaal was de ontdekking van de oorzaak in de jaren ’80: autisme zit in de genen. Ouders zijn dus niet schuldig aan het autisme van hun kind, zoals voordien vaak werd gedacht, waarbij de oorzaak vooral bij de moeder (met zelfs de term ijskastmoeder) werd gelegd. Een al even belangrijke ontdekking, twee decennia geleden , is dat autisme niet wordt veroorzaakt door een defect, maar dat de oorzaak zit in de rijping van het centrale zenuwstelsel. De atypische rijping betekent dat de rijping van het centrale zenuwstelsel (vooral hersenen) en dus de ontwikkeling op sommige gebieden vertraagd en tegelijkertijd op andere gebieden versneld is.

1.2 Het Socioschema met de MAS1P (S-MAS1P)
De theorie van het Socioschema met de MAS1P (S-MAS1P) (Delfos, 2001/2022; 2022) gaat uit van een vertraagde en een versnelde rijping (tegelijkertijd) van de hersenen bij autisme. Bij typisch ontwikkelende kinderen (‘normaal’ TO) start de ontwikkeling zodanig dat kinderen gedurende de eerste levensjaren een sterke sociale focus hebben. Ze reageren bijvoorbeeld uitgebreid met (oog)contact op hun ouders. Bij autisme is er sprake van een atypische ontwikkeling (ATO) waarbij kinderen vanaf de start een sterk cognitieve focus hebben (het uitdenken hoe de wereld in elkaar zit) en pas later een sociale focus (uitdenken hoe jezelf bent en hoe de omgang met elkaar is in de sociale wereld). Het gaat dus niet om een defect, alle mogelijkheden zijn gewoon aanwezig, maar om een omgekeerde start vergeleken met hoe kinderen dit normaliter doen. Onderstaande tekening maakt dit zichtbaar.

De atypische, ‘omgekeerde’ ontwikkeling resulteert in een ‘Mental Age Spectrum within 1 Person (MAS1P)’ in ieder individu met autisme, een regenboog aan leeftijden door de dag heen. Dit betekent een breed scala aan mentale leeftijden, afhankelijk van het onderwerp, van ver boven (vooral cognitief) tot onder (vooral sociaal en fysiek) de chronologische leeftijd. Of anders gezegd: tot ver boven of ver onder (en alles ertussen) wat de omgeving van het kind verwacht. Doordat kinderen met autisme minder sociaal gericht zijn, stoppen ouders met de sociaal-communicatieve opvoeding die ze normaliter zouden geven, omdat hun kind niet reageert en er niet om vraagt. Het gaat hier om een breed scala aan opvoedkundige activiteiten zoals: voorlezen, liedjes zingen, spelletjes als kiekeboe, verstoppertje en paardje rijden, het leren samenspelen enzovoorts, maar vooral de voortdurende dagelijkse uitleg over het sociale leven. Zonder dat ouders dit weten zijn het deze uitleg en spelletjes die belangrijke ontwikkelingen mogelijk maken (plannen, hechting, angst overwinnen, spelen, sociale vaardigheden). Daarnaast stellen kinderen met autisme vaak veel minder ‘waarom’ vragen omdat ze veel zelf uitdenken en uitzoeken. Hierdoor krijgen ze allerlei levenslessen niet op de leeftijd waarop andere kinderen die lessen wel krijgen en leren ze zonder les enorm veel zelf. Ook het stellen van grenzen komt vaak onder druk te staan, waardoor zelfbepaaldheid sterker wordt. Wanneer kinderen met autisme wel rijp zijn en aandacht hebben voor deze opvoedingslessen, een paar jaar later dan kinderen zonder autisme, wordt bijna nooit gedacht aan een vertraagde- of disharmonische ontwikkeling, maar wordt het gedrag benoemd vanuit een defect als gedrag horend bij ASS. Vanuit de theorie van het Socioschema krijgt opvoeding een belangrijke rol: waar kinderen met autisme eerder geen aandacht voor hadden, omdat ze druk waren met het cognitieve, geven de opvoeders deze opvoeding alsnog. De ontwikkeling bij kinderen met autisme wordt opgepakt waar deze is gestopt of waar de leemtes zitten, op het moment dat ze gevoelig zijn voor deze opvoeding. Dit perspectief richt zich op een onbedoeld ’tekort’ in de omgeving van het kind, in plaats van op het kind zelf.

Waar het bij ASS gaat om de ‘halve mens’, de sociale problematiek, gaat het bij ATO, bij de theorie van de S-MAS1P, om de ‘hele mens’, met kenmerken in de mens als geheel.

De kenmerken 1 tot en met 4 zorgen er vaak voor dat de mens met autisme tegen de wereld aanloopt en de wereld tegen hen, waardoor hun zelfbeeld ernstig beschadigd raakt en kenmerken 5 en 6 ontstaan. Het gedrag dat we bij autisme / ASS problematisch noemen is voor het belangrijkste deel veroorzaakt door een negatieve wisselwerking tussen het kind en diens omgeving. Dit leidt tot een ernstig beschadigd zelfbeeld wat uigedrukt wordt in internaliserend (vooral angst en verlegenheid) en externaliserend (vooal agressief en boos) gedrag. Dit staat ontwikkeling in de weg. Heling leidt dan ook tot het weer op gang komen en stromen van de ontwikkeling.

Top